Gedicht 24 ‘Marathon’

Tijdens het hardlopen vandaag
lach ik, ontdek ik dat ik hou van buiten
Buiten komt alles samen, sterk voelen de kuiten
De benen gaan vanzelf, alles vervaagt

Alles vervaagt als een gloed, niemand praat echt
Ze zoeken naar zonlicht; er heerst gemoedelijkheid
Buiten heeft iedereen een eigen gang, in de vrijheid
Vrijheid van buiten, buiten-zon maakt iedereen zo hecht
Op je huid de kou van de wind en de warmte van de zon
Wat mij zo opvalt is de stille connectie
Tussen alle onbekenden of toch niet, als een mysterie?
De bladeren dwarrelen rond en daarnaast een blije hond  
Net zo blij als het kind dat mag spelen zonder remmen
De ogen zijn helder en hebben puurheid
Er zijn geen zorgen, alleen nieuwsgierigheid
De vragen die ze stellen, geen schaamte te bekennen
Heerlijk om de vragen niet te hoeven temmen
Al lopend keek in de ogen van een oude man
Aan zijn postuur zag je verschil in wat zijn lichaam nog kan
Blijdschap en zoveel woorden kon ik in zijn ogen herkennen
Zonder de woorden te horen, weet ik het zijn woorden zonder leegte
Hij schaamde zich niet, zeker niet voor het genieten
Daar wil ik van leren, elke keer weer vieren tussen oeverrieten
Vieren van doen wat zinvol is, ook in de menigte
Tijdens de marathon vier ik, ontroer ik, lach ik
Lach ik, omdat ik ontdek dat ik hou van buiten
Buiten omdat we het delen, ook al doen ze pijn mijn kuiten
Elke glimlach die ik tegenkom, van binnen grinnik ik
Vandaag besef ik dat niets mooier is dan geen schijn
en herken ik in jou geen schaamte over wie we zijn

Geplaatst

in

door

Tags: